"Het klinkt alsof Cesar Zuiderwijk met een drumsolo bezig is maar vergeet te stoppen.” Zo omschrijft Leen het geklapper van het tentdoek. Een stormachtige wind probeert met geweld de tent plat te drukken. Sneeuw dringt zich als fijn zand door de kleinste kieren naar binnen en vormt daar wonderbaarlijke ijsklonten. We zouden vandaag de zuidflank van de Kolla passeren, een mooie tocht
met veel kans op een ontmoeting met muskusossen. Maar het zicht was slecht en
Margriet had afgelopen nacht geen oog dicht gedaan. De plannen werden gewijzigd; het was een mooie dag om een iglo, dodemansgraf of sneeuwhol te maken. De sneeuw, in twee onverenigbare lagen gevallen, was ongeschikt om de iglo of het dodemansgraf mee te bouwen maar het principe was mij duidelijk.

Hoe ouder hoe gekker. Als kersverse vijftigers doen we een desperate poging om voor eeuwig jong te blijven. Wij volgen een cursus Winterkamperen van Frank van Zwol. Het gebied is de prachtige witte sneeuwwoestijn in Dovrefjell, Noorwegen. Daar leren wij hoe wij het zelfs bij min 20 nog aangenaam kunnen hebben. Onze medecursisten zijn Liduin, Margriet en Eric. De laatste twee delen net als wij ook een tent. Liduin heeft haar Kees in Nederland achtergelaten, hij houdt niet van de kou.
Leren winterkamperen?
Altijd al eens een trektocht willen maken in de winter, met ski´s door de ongerepte sneeuw, je tent opzetten bij -10C en je toch comfortabel voelen?  Een sneeuwbivak maken en er in overnachten? Op zoek naar muskusossen in het jaargetijde waar deze dieren voor gemaakt zijn? Je weet niet hoe het alle-maal moet, maar wilt het wel graag leren?

Wilderness-Effect organiseert twee wintertochten in Noorwegen. Onder professionele begeleiding van wildernisgids Frank van Zwol, leer je om in de sneeuw te kam-peren, een trektocht te maken, te navigeren met kaart, kompas en gps en hoe te handelen in nood-gevallen. In de besneeuwde ber-gen van Dovrefjell gaan we op zoek naar de imposante muskus-ossen.

Wilderness-Effect is het bedrijf van wildernisgids en buitensport-auteur Frank van Zwol. Hij heeft tientallen jaren ervaring op buitensportgebied en ondernam vele succesvolle wildernisexpedi-ties te voet, op ski´s of per kano in de wildernissen van Noord-Europa, Groenland, Canada en Alaska. In 2007 stak hij met echtgenote Jolanda Linschooten (www.outdoorfoto.nl) op ski´s de Groenlandse ijskap over (www.polespirit.nl). Met zijn ervaring en opleiding als wilder-nisgids is hij een professionele autoriteit op dit gebied.

(uit de tekst van Wilderness Effect)
Zaterdag 28 februari vlogen wij van Schiphol naar Oslo om daarna met de trein nog 4 ½ uur met de trein naar Oppdal verder te reizen. Bij het oude stationnetje werden wij door Frank en Ingmar opgewacht en met de auto naar een blokhut in de buurt vervoert. Ingmar is van Noorse komaf en kent het gebied op z’n duimpje. Hij weet precies waar het wild zich ophoudt en met sommige muskusossen heeft hij zo’n bijzondere band dat als de dieren hem ruiken naar hem toelopen. Vreemd, want Ingmar stinkt niet, het moet dus iets anders zijn waar hij de dieren mee lokt. We werden naar een sober ingerichte blokhut gebracht die Ingmar verhuurt. De eerste avond was een nadere kennismaking met elkaar, een beetje aftasten, nog een beetje voorzichtig met elkaar. Dat zou later deze week veranderen in een gezellig plagerige groep.

Na een onrustige nacht checkte Frank de volgende ochtend onze materialen. Het fluitje, het kompas,
de slaapzakken, het matje, de handschoenen en wanten. Hij wilde bevroren ledematen zien te
voorkomen en vertelde daar op een gretige manier ‘smakelijk’ over. Hoe een derdegraads bevriezing enorme zwarte blaren kan veroorzaken en tenslotte kan leiden tot amputatie. Als mijn arme neusje maar niet bevriest! Na uitleg over de principes van kaart & kompas kregen we achter de blokhut op een winderig stuk verijsde sneeuw onze eerste langlaufoefeningen. Liduin bleek een ervaren langlaufer en bovendien zo energiek dat zelfs Frank haar nauwelijks bij kon benen. Als oma Duck voerde zij in eendenpas de groep aan. Eric, Margriet en Leen als Kwik, Kwek en Kwak er achteraan. Ik waggelde bevend van onzekerheid in het rond, bang om in de deels open beek te worden geblazen.
De dag daarop werden de pulka’s gepakt en reden we naar een parkeerplaats aan de rand van het gebied waar we de komende dagen door zouden trekken. Zacht glooiend witte heuvels met her een der een kale struik of boomgroepje. In de verte zagen we twee figuren  zich van ons verwijderen. Ze trokken geen slee achter zich aan, toch was het tempo niet hoog. En dat is maar goed ook. Zweten is in deze kou not done, het zweetnat kan tijdens een pauze ijspegels op je rug vormen. Zodra een van ons het door inspanning te warm kreeg, werd daarom gestopt om een laagje kleding uit te trekken. Langzaam maar zeker trokken we als nomaden verder de witte wildernis in. 

Terwijl we nog de laatste hand aan onze sneeuwhol leggen, maken Frank, Eric en Liduin een korte langlauftocht door het gebied. De wind neemt toe en drie stippen verdwijnen in een mist van fijne sneeuw. Leen en ik hebben het niet zo op langlaufen. Wij zijn teveel met de techniek bezig en zien daardoor te weinig van het meest mooie landschap ooit. En wij sporen niet, maar volgens ons zijn wij niet de enigen… Leen speelt vals tijdens onze hardloopwedstrijd in de sneeuw. In de tent zucht Margriet; “Hè hè…” ze geniet van een rustig moment. Ik begin aan mijn verslag.

Voor vertrek hebben we, met de aanschaf van donzen slaapzakken en jacks,  bivakzakken, skibrillen, wanten en ander winterse basismaterialen, persoonlijk een bijdrage geleverd in het gevecht tegen de wereldwijde financiële crisis. Goede spullen zijn bij het winterkamperen zeker geen luxe, wij zijn blij dat we in iets duurzaams hebben geïnvesteerd. Jammer dat we hebben bezuinigd op de Travel John. Maar daarover later meer…
Dovrefjell
maart 2009
Koken in de kou was dus een lastige klus en werd daarom onder de luifel gedaan. Om ongelukken tot het minimum te beperken groeven we bij de ingang een kookgat in de sneeuw waarin de benzinebrander werd gezet. Met beide voeten aan weerszijden ontdooiden we onze verkleumde tenen. Water koken nam dagelijks veel tijd in beslag maar bleef desondanks schaars. Na de eerste nacht hadden we door vochttekort last van hoofdpijn en misselijkheid. Leen voelde zich behoorlijk ziek. Nadat we eerst rustig aan hadden gedaan, besloten we op de ski’s toch een dagtocht te maken. Onder een strakblauwe hemel vertrokken we in noordoostelijke richting met kanonskogel Liduin voorop. Gaandeweg werd onze techniek beter, maar het volgen van de sporen en niet onderuit gaan vergden zoveel concentratie dat we nauwelijks van het landschap konden genieten. Af en toe stonden we stil. “Hè, hè…”, klonken Eric en Margriet in stereo. “Wauwh… Kijk!” Tijdens een korte break zagen Leen en ik drie muskusossen van een berg afdenderen. Niemand reageerde. Erg flauw maar begrijpelijk: Rotsblokken speelden het spel van gezichtsbedrog.
Instructie
Vanuit de hut gezien
Uitladen
De achterhoede
De voorhoede
Kamp
Koken
Margriet
Karin
Liduin
Onder het oog van de meester
Snohetta
Ships in the snow
Digging snowholes
Liduin
Storm
Tijdens de storm
Cup of hot water darling?
Verplaatsen
Steenman
River Driva
Gronbakken
Trondhjems Maxboller
Station Oppdal
Afscheid
De ligging van Dovrefjell in Noorwegen
Als nomaden de witte wildernis in
Voor een kamp moet een geschikte plek worden gevonden. Niet te hoog vanwege de wind, niet in een diepe kom waar het extra koud kan zijn. We moeten uit de buurt van ijswallen blijven of ze moeten worden stukge-
trapt. Met weinig moeite vonden we een mooie plek met een prachtig uitzicht. Op enkele tientallen meters vanaf het kamp werd een latrine gegraven. Met enige regelmaat hingen we daar in de vrieskou in onze blote kont boven. Ik had pech een gleed achterover in de stront. Leen wreef mij met verse sneeuw weer schoon. Mijn huid prikte van de kou, tranen biggelden over de wangen. Schreeuwend ontwaakte ik uit mijn nachtmerrie.  De rest van de nacht hield de maan mij wakker, het leek wel of Leen zijn hoofdlampje aan had gelaten.
Margriet sliep helemaal niet en daarom hebben we vandaag een nieuwe latrine gegraven. Er zijn grenzen van wat een mens aan geuren kan verduren. ’s Nachts doet iedereen het in de tent en heeft daar zo zijn eigen methode voor. Ons plasemmertje is een lege pot Zaanse vla met appeltaartsmaak. Later in de week vroor deze kapot en begon bij vers gebruik te lekken. De jus d’orange kleurige urine droop er vanuit alle kanten uit. Schoonmaken was een kwestie van snelle actie voor de vorst tussen slaapmat en grondzeil dikke korsten bevroren pies kon vastzetten. Gelukkig zaten onze slaapzakken in een bivakzak. Hadden we maar net als Margriet en Eric een Travel John meegenomen, dan stonk onze tent nu niet als een Amsterdamse krul.

Het opzetten van een tent in meters hoge sneeuw is een verhaal apart. De plek waar de tent wordt neergezet moet met de ski’s worden platgestampt en met rust gelaten zodat de bovenlaag kan harden. De vier hoeken van de tent worden met ski’s verankerd, de sneeuwharingen worden als dodenmannetjes ingegraven. We slapen als het ware op een dodenakker. Dovrefjell en de dood lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar we kunnen de ergste storm aan, wegwaaien is onmogelijk.

“Hè hè…”, pruttelden Margriet en Eric, “dat winterkamperen is toch maar gekneiter”. Winterkamperen wordt door Eric verbasterd tot wintercreperen. Ook wij moesten bekennen 
dat winterkamperen een verhaal apart is. De
in bivakzakken gehulde slaapzakken liggen als twee lijken flink in de weg en de extra dikke slaapmatjes verstoppen lucifers, sporks, messen, de koffie en alles wat maar mogelijk was. Pas op het einde hadden we de discipline om alles op vaste plekken te leggen.

Door uitdroging loop je meer kans op bevriezing, genoeg drinken is dus een must. Om aan water te komen moest de sneeuw langzaam worden gesmolten tot op de bodem van de pan een laagje water stond. Deden we het te snel dan zou door temperatuurverschil een koperkleurig gat in de pan worden gebrand. Ter voorbereiding schepten we een vuilniszak vol losse sneeuw zodat we ons daarna vol overgave aan het kookproces konden overgeven. Met het maken van een maaltijd en het vullen van twee thermoskannen waren we ongeveer twee uur bezig. ‘We’ is in wekelijkheid Leen die zich had voorgenomen om mij flink te verwennen. Ik heb maar één keer sneeuw hoeven te smelten en voelde mij als een vorstin in de vorst.


Dr. Frank in actie
Hè hè.....
Drumsolo
Ingmar stinkt niet
Bij de uitstroom van een beek in een klein meer bleek het ijs onbetrouwbaar. We maakten een korte omweg om geen onnodige risico’s te nemen. In de verte zagen we een hutje dat tussen muur en sneeuwwal voldoende beschutting bood om te rusten en te lunchen. Op een lage sneeuwmuur maakten we met onze ski’s een bankje. “A cup of hot water darling?” Genietend van een warme slok water en een liga tuurden we naar de scherpe ijspegels aan het dak. Met z’n allen werd een scenario voor de triller ‘Dood in Dovrefjell’ bedacht. Is de ijspegel die de fontanel
A cup of hot water darling?
doorkliefde gevallen of met geweld tussen de schedelhelften gestoken… Is de bevroren cursist in het ijsgraf omgebracht of… En als hier sprake is van kwade opzet, wie is dan de kwade genius en opereerde hij alleen? De dodenmannetjes, het dodemansgraf en de alliteratie “Dood in Dovrefjell”, het doet onze fantasie op hol slaan. Aan Frank de eer om hier een mooi verhaal over te schrijven. Op de terugweg verschenen, ter aankondiging van at-
mosferische veranderingen, aan de blauwe hemel windveren. Het werd warmer, onstabieler en de wind nam langzaam in kracht toe.

En nu zitten we in een echte sneeuwstorm. Zo voelt het in ieder geval. Leen en Frank graven ter bescherming van het kamp een sneeuwwal . Ondertussen pen ik recente herinneringen op. Margriet en Eric maken het ook gezellig in hun tent, Liduin heeft besloten om in haar sneeuwhol te slapen. Omdat een temperatuur van rond het vriespunt net iets te hoog is voor een veilig verblijf in een sneeuwhol en ons plafond bovendien blauw doorschijnt, een teken dat de sneeuwlaag niet dik genoeg is, besluiten Leen en ik Liduin in haar enthousiasme niet te volgen. Een gemiste kans op nog een bijzondere ervaring.
Bivak in de storm
Gedurende de nacht gaat de wind liggen, een wolkendek hangt ons boven het hoofd en is het warmer dan normaal. Wij zweten bijna onze slaapzakken uit. Tussen buitentijk en bivakzak is het zo vochtig dat hier en daar een ijslaagje is gevormd. Maar de slaapzakken zijn van binnen droog en het ijs sla je eenvoudig van de slaapzakken af. Onze Exped Downmatjes zijn ideaal, de kou in de grond krijgt geen kans omhoog te kruipen. En zelfs ’s morgens hebben we het met onze donsjacks in de tent redelijk comfortabel.
Echt warm worden we na een goed ontbijt. Een mix van havermout met Brinta, rozijnen, Elk en suiker is bij
ons favoriet. Homemade by Frank en te prefereren boven het veel duurdere expeditieontbijt van Adventure
Food. Over het eten hebben we sowieso niet te klagen. Frank heeft ons een zak vol verschillende soorten
avondmaaltijden, ontbijtjes, bifi’s, bounty’s, marsen, hartkeks, noedels, soepjes, bouillons, chocolademelk, koffie en thee meegegeven. Zelfs
de toetjes ontbreken niet. Later zal blijken dat alleen Liduin haar voedselvoorraad vrijwel volledig soldaat heeft gemaakt.

We besluiten verder te trekken. De dodenmannetjes moeten worden opgegraven, het ijs moet van het tentdoek worden geborsteld en de voet van de tent moet half worden uitgegraven. Tijdens deze klus glijd ik met mijn voet het kookgat in en veroorzaak een scheur in de luifel. Eerst het tentdoek onderop sneeuwvrij maken, daarna de rest. Het is een dure les. Terwijl Frank en ik het doek provisorisch met sporttape repareren slik ik mijn tranen weg. Wat ben ik toch ontzettend onhandig! Ik kan mijzelf wel voor m’n kop slaan! Ik vertel Frank hoe erg ik het vind. Vooral omdat Frank en Jolanda met deze tent de Groenlandse ijskap zijn overgestoken. Een tent met herinneringen heeft extra waarde.
Een tent met
herinneringen
Bivak
Holedigger Frank
Holedigger Liduin
Holedigger Eric
Holedigger Karin
Nadat de pulka’s zijn gepakt en de ski’s zijn ondergebonden doorkruisen wij een ander deel van Dovrefjell. Leen en ik dankbaar dat het gebied met haar zachte glooiingen zelfs voor ons skiënd is te doen. Klimmen op ski’s is vermoeiend, de pulka drukt bij elke pas kort op mijn blaas. Naar beneden gaat het mij al snel te hard en het is een wonder dat ik nog maar één keer ben gevallen. Wat dat betreft scoor ik zelfs onder het gemiddelde, Leen voert het klassement van vallen en opstaan aan. Eric en Margriet zien wij zichtbaar steeds meer langlaufplezier hebben. Lange latten vinden ze geen gekneiter en ze zien zich in de toekomst al skiënde een huttentocht maken. Op een geschikte kampplek zetten wij de tenten op, “Hè, hè” zijn inmiddels vertrouwde stopwoordjes. De dodenmannetjes worden dit keer begraven
in losse, rulle sneeuw. Met een combinatie van de juiste
scheptechniek, flink aanstampen en de sneeuw daarna met
rust te laten, waardoor de structuur verandert, lukt het toch om de tent te borgen.

Omdat ik de eerste ben die piesen moet, graaf ik de latrine. Even later komt Frank vertellen dat hij deze heeft verplaatst; de weg daar naartoe leidt over een beekje en vergroot de kans op natte voeten. Ter illustratie showt Frank de ijsklomp die aan zijn schoen hangt. Ondertussen prikken kleine sneeuwvlokjes hem in het gezicht. Terwijl we Liduin boven het nieuwe gat zien hangen, zegt Frank dat de wereld er met skibril veel mooier uitziet. Je ziet ook meer reliëf. Leen probeert het uit en wendt discreet zijn blik af van een bleke te vroeg opgekomen maan.




Eric en Margriet's great cook out
Gekneiter!
Aan de kampgeluiden kan je horen wat iedereen aan het doen is. Het graven van kookgaten onder de luifels, geritsel van plastik etenszakken, het gezucht van het volblazen van Exped Downmatjes. Zodra de tenten zijn ingericht, maken we plannen voor een tocht zonder pulka. Eric krijgt de opdracht ons te leiden naar een kruising van twee wegen, ergens ten Zuidwesten van ons kampement. Terwijl Eric zich vooral op de landschapskenmerken richt, houdt Liduin de richting met het kompas in de gaten. Leen en ik jakkeren er wat achteraan. Voor de zekerheid is voor vertrek de coördinaten van ons kamp in de GPS opgeslagen. Niet nodig want op de terugweg leidt Eric ons moeiteloos terug naar het kamp.  Wij passeren een sneeuwwal waarin onze voorgangers van de vorige week sneeuwholen hebben gegraven. Deze zijn, anders dan die van ons, niet dichtgeslibd.
On track
Pegels boven de vlegels
Snohetta
Sneeuw dempt elk geluid en versterkt de stilte in Dovrefjell. Thuis worden we door vogels gewekt, waakse ganzen verjagen gakkend voorbijgangers in de nacht. De eerste metro kondigt een nieuwe dag aan. Hier worden we slechts gewekt door het ochtendlicht. Op een paar sneeuwhoenders, muskusossen, kraaien en een poolvosje na is er nauwelijks sprake van wildlife. Het is onvoorstelbaar waar die grote muskusossen in deze witte leegte voldoende voedsel vandaan halen.
Na een relatief warme nacht
slaan we ons kamp op en
keren huiswaarts. Leen
leidt ons naar het begin, het oude stationnetje waar onze tocht begonnen is. Zijn ferme pas doet twee sneeuwhoenders opschrikken. Ik hoor een kreet; door hun camouflage zie ik ze pas op het laatste moment. Leen trekt met zijn ski’s brede sporen in de sneeuw. Eric roept dat hij geen olifant is. Overdreven gezegd moet ook ik bijna in een spagaat. De laatste sneeuw is dik en onregelmatig van structuur. Het maakt het voor Leen als sporentrekker extra zwaar. Frank neemt de ondankbare taak van hem over tot Liduin voor de laatste honderd meter het, als een vrolijke teletubbie, op haar beurt van hem overneemt. Bij de stenen mijlpaal met de tekst “150 kilometer fra Trondheim” wachten wij op Ingmar die ons met de auto naar de blokhut brengt. Op de terugweg zegt hij: “Je kent Noorwegen niet als je Dovrefjell niet in september hebt gezien. De kleuren zijn dan prachtig”.

De volgende dag nemen we op het perron van station Oppdal afscheid van Frank. Het voelt alsof we een goede vriend achterlaten. Frank heeft ons wegwijs in een witte wildernis gemaakt en voldoende zelfvertrouwen gegeven om ook dit soort tochten zelfstandig te kunnen ondernemen. Leen en ik, samen, op onze eigen manier, in ons eigen tempo. We verheugen ons er nu al op. Met een vaag gevoel van heimwee schiet de trein door een landschap waar we van zijn gaan houden. Het stampende geluid van de trein volgt het ritme van “Back Home” van de Golden Earring. Dovrefjell heeft voor altijd ons hart gestolen.

Tekst: Karin D. Moor, Amsterdam Zuidoost, maart 2009.
Foto's: Eric Bakker, Liduin Meershoek, Leendert Bakker.
Ik ben geen olifant
150 kilometer fra Trondheim